Het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) heeft in opdracht van CROW-KpVV onderzoek gedaan naar de effecten van een brand of explosie van een zero-emissiebus op een ov-knooppunt en de maatregelen die de gevolgen van een incident kunnen beperken. De lessen zijn ook relevant voor transporteurs en verladers met elektrische voertuigen.
Extra risico’s
De aanwezigheid van batterijpakketten en het opladen hiervan vormen een extra brandrisico voor zeroemissiebussen in stallingen dat niet aanwezig is bij dieselbussen. Voor waterstofbussen vormt ook de waterstofinstallatie een risico, dat niet aanwezig is bij dieselbussen.
Aangezien voertuigen in stallingen dicht naast elkaar staan en bovendien de totale vuurbelasting voor zero-emissiebussen niet veel afwijkt van die voor dieselbussen, is het aannemelijk dat branduitbreiding/overslag van een brandende zero-emissiebus naar andere bussen en de omgeving vergelijkbaar zal zijn met brandoverslag vanuit een brandende dieselbus. Dit betekent dat het effect van veel van de, met name bouwkundige en installatietechnische, maatregelen op stallingen van dieselbussen vergelijkbaar zal zijn met het effect van dergelijke maatregelen op stallingen van zero-emissiebussen, of combinaties van beide bustypes.
Battery Management System
Het extra risico van batterijbussen is een gevolg van een thermal runaway. Een thermal runaway speelt zich af in het binnenste van de batterijpakketten en wordt in het algemeen pas zichtbaar als vuur en/of rook uit de batterij komt. Alleen met data die de toestand van de batterijen of batterijpakketten weergeven is het mogelijk om dit proces te volgen en te beheersen. Deze data worden gemeten en opgeslagen in het Battery Management System (BMS).
Het is daarom aan te bevelen om deze data niet alleen te gebruiken om het laadproces te stoppen, maar ook hiervan gebruik te maken om preventieve en voorbereidende activiteiten te ondernemen om te voorkomen dat als een thermal runaway onverhoopt mocht optreden de gevolgen beperkt blijven.
Denk hierbij aan het stallen van een verdachte bus in een quarantainegebied. Het is hierbij ook belangrijk om deze data extern op te slaan, zodat deze niet verloren gaan in geval van brand. Verder is het van belang om de eerste externe indicatoren van een mogelijke thermal runaway waar te nemen. Dit kan door warmtebeeldcamera’s, rookdetectie of toezicht tijdens het oplaadproces gevolgd door snelle alarmering.
In verband met herontbranding van (gebluste) batterijpakketten is in het algemeen langdurig blussen/koelen noodzakelijk en zijn grote hoeveelheden water nodig. Het is van belang dat de eigenaar hiervan op de hoogte is en dat dit met de brandweer wordt afgestemd.
Stalling van voertuigen
Ten aanzien van branduitbreiding van een brandende bus naar andere bussen zijn er naar verwachting geen verschillen tussen zero-emissiebussen en dieselbussen. In een stalling (waar bussen dus dicht bij elkaar staan) kan dit worden voorkomen door brandwerende voorzieningen tussen individuele bussen aan te brengen en vroegtijdige afvoer van hitte (hete gassen) door RWA (rook en warmteafvoer) of een open dak. Met sprinklers nathouden van bussen direct naast een brandende bus is ook een mogelijkheid om branduitbreiding te voorkomen.
Door opdeling van de stalling in brandcompartimenten kan men de schade beperken tot een gelimiteerd aantal bussen. Het aantal bussen wordt dan bepaald door bedrijfsspecifieke factoren (zoals de mogelijkheid om een minimale dienstregeling te kunnen blijven uitvoeren na brand). Om een (beginnende) brand in een bus te kunnen blussen is de bereikbaarheid voor de brandweer van belang, bijvoorbeeld via brandgangen tussen de (open) brandcompartimenten.
Op het niveau van de bus (en batterijpakket) kan men denken aan minimalisering van de hoeveelheid brandbare materialen of brandvertragend maken hiervan, zorgen voor interne ventilatie en koeling, of het mogelijk maken van de toepassing van specifieke blussystemen voor batterijpakketten (lansen), of snelle isolatie van batterijpakketten (bijvoorbeeld via afscherming of snelle verwijdering).
Reduceren brandrisico
Algemene brandrisico-reducerende maatregelen van door diesel aangedreven bussen zijn uiteraard ook effectief bij batterijbussen. Denk hierbij aan: toegangscontrole, opleiding van personeel, goede informatie-uitwisseling met hulpdiensten, snelle alarmering, schoonhouden van bus en stalling.
Uiteraard is het essentieel om voorschriften, standaarden en richtlijnen te volgen bij ontwerp, bouw, installatie en keuze van materialen. Voor gebruik en onderhoud dienen voorschriften en richtlijnen van de busfabrikant te worden opgevolgd. Denk hierbij aan het voorkomen van beschadigingen (van zowel batterijpakket als oplaadvoorzieningen) en het volgen van het juiste laadproces.
Bron: CROW