Bedrijven zijn geneigd te kiezen voor hetzelfde logistieke concept voor al hun producten. Dat is minder complex, maar niet altijd verstandig. Hoe gemeenschappelijk de distributieaspecten per product zijn en in welke mate een gemeenschappelijk distributiebeleid mogelijk is, is afhankelijk van de productkarakteristieken.
In de levensmiddelenbranche wordt voor bier en frisdranken een ander logistiek concept gebruikt dan voor verse producten en in de non-foodretail kent Zara een ander logistiek concept dan Leen Bakker.
Distributiekosten
In distributielogistiek zijn belangrijke kostensoorten transport, handling, opslag (ruimte in het magazijn) en interest over voorraden in magazijnen en pijplijnen.
Als je logistiek managers vraagt welke productkarakteristieken van belang zijn voor distributielogistieke kosten en daarmee de inrichting van de distributielogistiek, dan noemen zij: de houdbaarheid en versheid van producten, de waarde van het product, het volume en het gewicht van het product, het aantal dozen op een pallet, het aantal distributiekanalen dat het product verkoopt, de afstanden tussen magazijnen, fabrieken en klanten en het volume van de goederenstroom. Allemaal relevant.
Het relatieve aandeel van de kostensoorten in de totale distributiekosten wordt sterk bepaald door de productkarakteristieken: waardedichtheid en verpakkingsdichtheid.
Waardedichtheid
De waardedichtheid is de waarde van een product per volume-eenheid. De volume-eenheid is 1 m3 (maar tonnen worden ook gehanteerd bij zware producten). De waardedichtheid is de waarde van het product in verpakte vorm in euro’s per m3. De waarde voor de producten wordt gedefinieerd als de waarde van het product op de plaats waar het zich in de logistieke keten bevindt in euro’s. Semiconductors zijn meer dan 1.000.000 euro per m3 waard, isolatiemateriaal voor de bouw slechts 50 euro per m3.
In de distributielogistiek maakt het voor de absolute kosten niet uit wat de waardedichtheid is; de kosten van transport en opslag gaan op basis van volume of tonnen. Producten met een lage waardedichtheid hebben relatief (gerekend naar percentage van de waarde) hoge transport en opslagkosten.
Verpakkingsdichtheid
De verpakkingsdichtheid van een product is het aantal verpakkingseenheden per volume-eenheid. Als verpakkingseenheid wordt gekozen de kleinst mogelijke standaardverpakking waarin het product kan worden verkocht. Dit wordt vaak de ‘standaarddoos’ of ‘omdoos’ genoemd. Een goede indicator is het aantal orderregels per m3 voor een product.
Het gaat hierbij nadrukkelijk om het aantal daadwerkelijk gehandelde eenheden. Een volle pallet van een product, bijvoorbeeld van Unilever naar het distributiecentrum van Jumbo, wordt door Unilever als één handlingeenheid beschouwd. Dan is de verpakkingsdichtheid laag. Maar bij Jumbo wordt de volle pallet afgestapeld en worden de producten per doos geladen in een rolcontainer die naar de winkels gaat (40 verschillende producten in een m3). Dan is de verpakkingsdichtheid hoog. Gaan de producten naar onlineconsumenten, dan zitten er wel meer dan 500 verschillende producten in een m3. Dan is de verpakkingsdichtheid extreem hoog. De verpakkingsdichtheid kan dus veranderen naarmate we verder in de logistieke keten kijken.
Waardedichtheid en verpakkingsdichtheid
Voor de keuze het transport maakt het een groot verschil uit of één m3 met een waarde van 500 euro of 1 m3 met een waarde van 50.000 euro dertig dagen onderweg is. Ook bij het beoordelen van de vraag of het centraal aanhouden van voorraad zinvol is de waardedichtheid een belangrijke factor. De kosten van werkkapitaal zijn hoog bij producten met een hoge waardedichtheid.
Welke betekenis hebben de productkarakteristieken waardedichtheid en verpakkingsdichtheid nu voor de distributielogistieke strategie?
Een lage waardedichtheid van een product impliceert dat een relatief groot deel van de kosten wordt uitgegeven aan transport en opslag en een relatief klein deel aan interest. Omgekeerd zal een product met een hoge waardedichtheid een relatief hoog aandeel aan interest vergen en een relatief laag aandeel aan transport en opslag. Anders gesteld: een hogere waardedichtheid gaat gepaard met een relatief toenemend belang van de interestkosten en een relatief afnemend belang van de transport- en opslagkosten.
Een product met een lage verpakkingsdichtheid is meestal minder handlinggevoelig dan een product met een hoge verpakkingsdichtheid. Anders gezegd: het relatieve aandeel dat de kosten van handling uitmaken van de totale distributiekosten, is bij producten met een hoge verpakkingsdichtheid groter dan bij producten met een lage verpakkingsdichtheid. In de gevormde segmenten is de kostensoort aangegeven waarop het accent ligt.
Segmenten
Segment I bevat de producten die transport- en opslaggevoelig zijn. Het betreft producten met een relatief lage waarde- en verpakkingsdichtheid. Voor dit segment geldt dat de distributiestrategie primair gericht moet zijn op veel aandacht voor de kosten van transport en opslag. De interestkosten, die mogelijk kunnen worden bespaard door het centraliseren van voorraden, zijn vele malen kleiner dan de extra kosten die zouden moeten worden besteed aan additioneel transport en opslag. Soms is niet opslaan, met ‘direct loading’ de beste optie.
Bij de distributiestrategie voor de producten in segment II ligt het accent meer op de voorraadkosten en met name het interestdeel van deze kosten. Het betreft de producten met een hoge waardedichtheid, waarbij de kostensoort interest een belangrijk bestanddeel vormt van de totale distributiekosten. Het streven naar minimale voorraadkosten kan uitgewerkt worden zowel in een kritische aandacht voor de voorraden van deze producten in de pijplijnen als in het centraliseren van voorraden. De waardedichtheid in combinatie met het aantal distributiekanalen waarin de producten worden verkocht, zijn belangrijke pijlers voor het voorraadallocatiebeleid.
Segment III bevat producten waarbij het accent ligt op een hoge verpakkingsdichtheid. Het zijn producten van kleine afmetingen en vaak bevat een doos diverse producten. Hier vormt de kostensoort handling relatief het grootste aandeel van de totale distributiekosten. Het accent van de distributiestrategie ligt op minimalisatie van de handlingkosten. Het is de groep producten waarbij van het mechaniseren en robotiseren van het handlingproces, het opzetten van grootschalige magazijnen (of uitbesteding aan logistiek dienstverleners) en geavanceerde warehouse managementsystemen belangrijk zijn.
Segment IV gaat om producten met zowel een hoge verpakkingsdichtheid als een hoge waardedichtheid. Het accent ligt hier op zowel handling als voorraadkosten. Het centraliseren van operaties in grootschalige, centrale distributiecentra is goed voor zowel minder handling als voorraadkosten. Het betreft dan doe producten met een hoge waardedichtheid die door een groot aantal verkooporganisaties kunnen worden verkocht.
De waardedichtheid en de verpakkingsdichtheid van de producten zijn dus belangrijkste karakteristieken voor het vaststellen van de accenten in de distributiestrategie. Een hoge waardedichtheid rechtvaardigt geconcentreerde aandacht op minimalisatie van voorraden, eventueel door centralisatie. Gesteld kan worden dat slechts in die situaties waarin sprake is van producten met een hoge waardedichtheid, gecombineerd met een verkoopbaarheid in vele landen, centralisatie van voorraden overwogen kan worden. In die gevallen waar centralisatie van voorraden economisch verantwoord is, moet de opslag bij voorkeur plaatsvinden dicht bij de productielocaties. Een hoge verpakkingsdichtheid rechtvaardigt geconcentreerde aandacht op mechanisatie in handling.
Een lage waardedichtheid, zeker in combinatie met een lage verpakkingsdichtheid, rechtvaardigt geconcentreerde aandacht op het effectief transporteren en opslaan van de producten. Hierbij komen vragen over optimalisatie aan de orde bij de keuze van een transportmiddel, de beladingsgraad, de routekeuze en de keuze van een opslagmethode.
Bron:
Ad van Goor, Marinus Ploos van Amstel, Walther Ploos van Amstel
Fysieke distributie: Toegevoegde waarde in ketenperspectief