Fleet managers moeten anders gaan nadenken over de restwaarde van hun dieselvoertuigen en, later, de elektrische vrachtwagens (en batterijen) en bestelauto’s. De impact van de onzekerheid over de restwaarde op de TCO is mogelijk 5 tot 10 procent. Hoe verminder je die onzekerheid? Hoe maak je de transitie naar elektrische vervoer betaalbaar en financierbaar?
Ingroei en uitgroei
Er is steeds meer zicht op beschikbaar, betrouwbaar en betaalbaar aanbod van elektrische voertuigen in wegtransport; eerst in stadslogistiek, na 2030 ook voor wegtransport op lange afstanden. Met de ingroei van elektrische voertuigen in de komende 5 tot 20 jaar komt er natuurlijk ook een uitgroei van dieselvoertuigen.
In de periode tussen 2025 en 2035 komen er elk jaar tot 25.000 tweedehands diesel vrachtwagens op de markt, in plaats van het normale aanbod van 15.000 tweedehands vrachtwagens. Bij bestelauto’s is dat 120.000 respectievelijk 80.000 per jaar.
Wat betekent dit voor de opbrengst van die voertuigen in een Europese markt waar steeds minder vraag is naar dieselvoertuigen? Komt de restwaarde nog wel uit op wat je had begroot? Wat betekent die onzekere restwaarde voor de TCO van de vloot? En, voor de ‘timing’ van de vervanging van voertuigen?
De restwaarde zou straks wel eens 50 procent lager kunnen liggen door het grote aanbod. Het effect op de TCO van de vloot kan 5 procent, tot zelfs 10 procent zijn. Het slim, en op het juiste moment, bij elkaar brengen van de vraag naar tweedehands voertuigen met het aanbod daarvan is noodzakelijk. Daarvoor is kennis van vragers en aanbieders nodig; slimme ‘matchmaking’.
Financieel perspectief
Afgelopen week mocht ik hierover in gesprek met fleet managers uit de praktijk, ABN Amro, onderzoekers van EV Consult, TLN en TNO en Troostwijk Auctions. Het was een boeiend gesprek over de huidige problemen met het niet beschikbaar zijn van voldoende voertuigen (nog afgezien van de vraag wat de technologie van de toekomst wordt) en problemen met de laadinfrastructuur. Maar, ook over de betaalbaarheid en financierbaarheid van de vloot in de komende 5 tot 20 jaar.
Wie gaat er over die restwaarde? Een van de fleet managers stelde dat dat toch de leasemaatschappij samen met de OEM-aanbieder is. De leasemaatschappij kaatste de bal terug… dat is straks toch echt de ondernemer. Dat stemt tot nadenken.
Van een stabiele vraag en aanbod naar voertuigen, die fleet managers traditioneel kennen, gaan we naar een dynamische Europese markt met veel strategische financiële onzekerheden die de transportondernemers hard kunnen raken.
De conclusie van het gesprek was dat fleet managers (samen met hun CFO), leasemaatschappijen en partijen die vraag en aanbod van tweedehands voertuigen bij elkaar brengen nog stevig met elkaar moeten nadenken; hoe kunnen we elkaar helpen?
Het slim in- en uitfaseren van voertuigen, heeft grote invloed op de ‘bottom line’ en daarmee de toekomst van de onderneming. Daarvoor zijn data nodig over de verwachte vraag en aanbod van tweedehands voertuigen. Ik zie kansen!
Wordt vervolgd…
Walther Ploos van Amstel.