De komende jaren worden er binnen bestaand stedelijk gebied veel woningen bijgebouwd. Daar zit wel een mogelijk nadelen voor de volksgezondheid aan, blijkt uit onderzoek van de UvA. In Amsterdam scoren vooral recent gebouwde particuliere huurwoningen slechter op omgevingskwaliteit dan koopwoningen. Dat geldt overigens minder voor corporatiehuur.
Binnen de regio Amsterdam hebben de onderzoekers overigens geen bewijs gevonden dat omgevingskwaliteit een direct negatief effect heeft op de gezondheid van inwoners. Daarvoor is meer onderzoek nodig.
Omgevingskwaliteit
In het UvA onderzoek ‘Gezond Wonen in de Regio Amsterdam’ is de relatie tussen woningmarkt, omgevingskwaliteit, gezondheid, en ongelijkheid in de metropoolregio Amsterdam onderzocht.
De centrale vraag was in hoeverre veranderde planning in de Amsterdamse regionale woningmarkt bijdraagt aan verschillen blootstelling aan omgevingseffecten voor kopers en huurders, en in hoeverre omgevingskwaliteit en vervuiling te koppelen is aan gezondheidsuitkomsten.
Hoewel de omgevingskwaliteit tegenwoordig beter is dan in de industriële stad, blijft de omgeving een relevante invloed hebben op de gezondheid en het welzijn van mensen. Schadelijke omgevingseffecten zijn echter niet gelijk verdeeld tussen groepen en over de ruimte. Internationaal onderzoek toont aan dat groepen met een lage sociaaleconomische status vaker op plekken wonen met hogere gezondheidsrisico’s. Daarbij is mogelijk sprake van cumulatieve ongelijkheid, waarbij schadelijke gevolgen van het wonen op vervuilde plekken zich bovenop andere problematiek stapelen.
Data-onderzoek
Het onderzoek bracht unieke, grootschalige kwantitatieve datasets over woonomgeving, individuele bewoners van de Metropoolregio Amsterdam en medische gesteldheid bij elkaar. Hierdoor kon de blootstelling aan luchtvervuiling, geluidoverlast, groenvoorzieningen en hittestress vergeleken worden, en konden de effecten van blootstelling op psychische en lichamelijke gezondheid geschat worden.
De studie toont aan dat huurders (zowel corporatie als particulier) een slechtere omgevingskwaliteit hebben dan kopers, en dat is in sterkere mate van toepassing voor mensen in particuliere huurwoningen. Dit lijkt een gevolg van recente verstedelijking langs infrastructuur en in bevolkte gebieden (verdichting in de stad).
Ondanks aanzienlijke blootstellings- en gezondheidsverschillen tussen huurders en kopers, is het verband tussen verschillen in blootstelling en gezondheidsuitkomsten echter zwak, en behoeft verder onderzoek.
Milieurechtvaardigheid
De uitkomsten dragen bij aan academische debatten over milieurechtvaardigheid, ruimtelijke gezondheid, en het cumulatieve karakter van ongelijkheden. Daarnaast biedt het inzicht in de opeenstapeling van verschillende dimensies van ongelijkheid en kunnen de bevindingen bijdragen aan de ontwikkeling van interventies en beleid voor een duurzame, gezondere, en rechtvaardigere ruimtelijke ordening, buurtontwikkeling en woningmarkt.
Op basis van hun bevindingen leggen de onderzoekers in de discussie vijf beleidsdilemma’s voor waarin ze de voor- en nadelen bespreken van: algemene richtlijnen, ruimtelijke allocatie, stedelijke verdichting, meer voorlichting en (andere) aansturing op hogere blootstelling aan specifieke groepen.
Verdichting
In Parool zegt Fred Woudenberg, hoofd leefomgeving bij de GGD, dat het onderzoek laat zien dat de overheid goed moet nadenken over de eisen aan woningen en daarbij rekening moet houden met de locatie. Hij maakt zich vooral zorgen over geluidsoverlast. Alle nieuwe huizen moeten een ‘stille zijde’ hebben, maar aan die vereiste wordt volgens hem steeds vaker zeer minimaal invulling gegeven met een kunstmatige constructie.
Woudenberg is geen tegenstander van verdichting. Ook niet als je puur kijkt naar de effecten op gezondheid: mensen pakken sneller de fiets, voorzieningen zijn nabij, en hij constateert dat de luchtkwaliteit in Amsterdam aan het verbeteren is. In Parool zegt hij: “Maar er moeten vooral rond geluidsoverlast écht nog flinke stappen gezet worden en dat moet eerlijk verdeeld worden”.
Het twee jaar durende onderzoek is uitgevoerd door een interdisciplinair team van geografen, planologen en medisch onderzoekers van Amsterdam Institute for Social Science Research (AISSR) en van Amsterdam UMC, onder leiding van dr. Wouter van Gent (Urban Geographies, UvA). Maatschappelijke partners zijn GGD Amsterdam, Amsterdamse Federatie Woningcorporaties, Stichting de Gezonde Stad, en de Gemeente Amsterdam. Het project is gefinancierd door Kenniscentrum Ongelijkheid.
Ook in de andere steden als London en Brussel is het verband tussen omgevingskwaliteit en gezondheid onderzocht met vergelijkbare resultaten. Ook TNO waarschuwde al eerder voor te generieke maatregelen.