Bij de aanbesteding van openbaar vervoer (OV) hanteert de Amsterdamse regio (via de Vervoerregio) de eis dat minimaal 90% van de adressen in een aantal vooraf vastgestelde buurten binnen een hemelsbrede afstand van 400 meter naar OV en 800 meter naar een R-Net halte (en Hoogwaardig Openbaar Vervoer in Amsterdam) moet liggen.
Afstand?
De Vervoerregio onderzocht de loopafstanden. De helft van de adressen in de Vervoerregio heeft een OV-halte binnen 169 meter hemelsbrede afstand en 259 meter werkelijke loopafstand, 90% van de adressen heeft een halte binnen 353 meter hemelsbreed en 662 meter werkelijke loopafstand. Dit zegt overigens niks over de frequenties waarmee die adressen (en de reizigers) vervolgens OV krijgen.
Het onderzoek kijkt niet naar veilige, obstakelvrije en voor iedereen bereikbare loopafstanden en de werkelijke looptijden. Ook is niet bekend hoeveel OV reizigers vervolgens binnen die afstanden ook gebruik maken van OV.
De regiogemeenten hebben weinig klachten over de afstanden naar haltes. De Amsterdamse regio scoort tegenover andere regio’s in Nederland het hoogst in het percentage bewoners met een OV-halte of station in de omgeving. Goed nieuws, toch?
Voor wie is OV bereikbaar: veel of weinig haltes?
De keuze voor het aantal haltes en de locatie van deze haltes (en daarmee de afstanden naar haltes) hebben effect op de mobiliteit. Daarbij ziet de Vervoerregio dat aan de ene kant dat minder haltes bijdragen aan snelle en betrouwbare OV-verbindingen, die ons uit de auto moeten lokken. Doordat deze lijnen sneller bij de eindhalte zijn en aantrekkelijk zijn voor grote stromen reizigers, is het mogelijk om binnen het budget met hogere frequenties te rijden. De meeste reizigers (94%) hebben liever hoog frequent openbaar vervoer dan fijnmazigheid. Ze nemen langere afstanden op de koop toe.
Aan de andere kant ziet de Vervoerregio dat in een situatie met relatief veel haltes, de afstanden tot die haltes korter worden. Bovendien zijn dan meer haltes beloopbaar voor reizigers die minder goed ter been zijn. Onderzoek onder ouderen (65+) laat zien dat de ‘ouderen’ het meeste belang hechten aan een korte afstand tot de halte en niet te hoeven overstappen. Slechts 10% van de ouderen maakt gebruik van het OV; nu al heeft 6% van de mensen baat bij korte (loop)afstanden naar haltes, omdat zij moeite hebben om de afstand te overbruggen.
De Vervoerregio stelt: ‘Kunnen we deze 6% niet beter gaan bedienen, door in concessies te regelen dat afstanden naar haltes worden verkleind en er dus meer haltes bijkomen? Wanneer hiervoor gekozen zou worden, zal dit leiden tot een verslechtering van de deur-tot-deurreistijd voor veruit de meeste reizigers en zullen minder hoge frequenties geboden kunnen worden voor hetzelfde budget. Het OV zal dan minder groei kunnen opvangen en beduidend minder concurrerend zijn ten opzichte van auto. Terwijl dit bijvoorbeeld in het kader van Amsterdam Autoluw juist hard nodig is’.
Sociaal vervoer?
Dit is een opvallende keuze omdat de gemeente Amsterdam het sociaal vervoer gaat afbouwen met als argument dat mensen het openbaar vervoer als alternatief hebben. In gebieden waar de loopafstanden tot haltes groot zijn, of een beperkt aanbod van OV is, kan het zinvol zijn om gebruik te maken van flexibele vervoersconcepten zoals een belbus, aanvullende openbaar vervoer of de taxi.
Loop- of fietsafstanden naar haltes kunnen ook verkleind worden door infrastructurele maatregelen gericht op voetgangers en fietsers zoals doorsteekjes, bruggen bouwen, barrières wegnemen of meerdere ingangen op knooppunten realiseren.
Concrete activiteiten voor beter toegankelijk vervoer werkt de Vervoerregio uit in een Uitvoeringsprogramma voor het versneld realiseren van toegankelijke haltes, het 100% toegankelijk en gebruiksvriendelijk maken van OV-materieel en het uitbreiden van het project OV-coach om reizigers met een mobiliteitsbeperking de mogelijkheid te bieden om zelfstandig te leren reizen onder begeleiding van een coach.
Deur-tot-deur
Het is goed dat dit soort onderzoek plaats vindt. Maar, hemelsbrede afstand zegt niet zoveel. Het gaat om aantrekkelijke en toegankelijke loopafstanden en uiteindelijk betrouwbare en comfortabele deur-tot-deur reistijden voor veel mensen. Reizigers vinden de totale reistijd van deur-tot-deur de belangrijkste kwaliteit waar het OV aan moet voldoen.
Bij het gebruik van het OV is de reiziger een groot deel van zijn totale reistijd kwijt aan tijd buiten de tram, bus, metro of trein met de tijd die opgaat aan het reizen van en naar de halte en aan het wachten en overstappen op de halte. Zouden we dan niet juist meer rekening moeten houden met een kortere loop- of fietsafstand en dus meer haltes?
Walther Ploos van Amstel.