De minister van Infrastructuur en Waterstaat had het recht om DHL een vrijstelling van bepaalde verkeersregels te weigeren, zo heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld. DHL had verzocht om een ontheffing zodat hun bezorgers met busjes op stoepen en fietspaden konden parkeren, zonder steeds een reguliere parkeerplaats te hoeven zoeken.
Hoewel PostNL wél een dergelijke vrijstelling heeft, werd deze niet aan DHL toegekend. DHL vocht dit besluit aan, maar de bestuursrechter heeft in hoger beroep de bezwaren verworpen. De minister motiveerde de weigering door te stellen dat DHL geen openbare dienst verleent. PostNL is daarentegen aangewezen als uitvoerder van de universele postdienst (UPD), wat betekent dat de vrijstelling uitsluitend geldt voor UPD-gerelateerde werkzaamheden – en niet voor pakketbezorging.
DHL betoogde dat de vrijstelling feitelijk voor alle activiteiten van PostNL geldt en dat hun pakketbezorging gelijkwaardig is. De Raad van State wees dit af: uit de formulering blijkt dat de ontheffing alleen UPD-werkzaamheden betreft. De minister benadrukte dat ook PostNL de vrijstelling niet mag inzetten voor reguliere pakketbezorging. Indien dit toch gebeurt, betekent dat niet dat DHL ook recht heeft op een dergelijke vrijstelling.
DHL uit teleurstelling over de uitspraak en wijst op ongelijke behandeling. Bij pakketbezorging is er nauwelijks verschil, maar PostNL krijgt meer ruimte. De kwestie kan gevolgen hebben voor gemeentelijke ontheffingen, waarbij eerlijke behandeling van alle pakketbezorgers centraal zal staan. Eigenlijk speelt PostNL vals spel.
Walther Ploos van Amstel.