CDA Amsterdam en D66 Amsterdam hebben een motie ingediend voor het verkennen van een gezamenlijke logistieke hub samen met de rijksoverheid. Zijn hubs de heilige graal bij de aanpak van een meer duurzame stadslogistiek? Stadshubs kunnen een rol spelen in de transitie naar een schonere en efficiëntere stadslogistiek. Hoewel de komst van de zero-emissie zones en groeiende retour- en circulaire stromen de slagingskans van stadshubs vergroot komen ze er vaak niet vanzelf.
Bij gemeenten leven veel vragen hoe hier in hun beleid mee om te gaan. Buck Consultants International (BCI) heeft voor het ministerie van IenW een handboek multi-client stadshubs opgesteld. Hiermee krijgen overheden handvatten aangereikt. Wat moeten gemeenten doen aan stadshubs? De boodschap: vooral niet te teveel en met beleid.
Stadshubs zijn er in diverse vormen
In totaal zijn er in Nederland ruim 430 stadshubs. Dit is exclusief groothandels in de horeca, bouw en facilitaire producten (inclusief groothandels gaat het om ruim 800 hubs).
Stadshubs zijn er in diverse vormen. Multi-client stadshubs zijn hubs waar stromen van meerdere partijen samenkomen en gebundeld worden. Zo dragen zij, mits goed georganiseerd, bij aan het verminderen van het aantal ritten in de stad. Van dergelijke hubs zijn er in Nederland inmiddels meer dan 50. Voorbeelden zijn CityHub, Deudekom, Hubbel, Groene Rijders en de vele lokale hubs van transporteurs.
Naast de multi-client hubs zijn er in steden een veel groter aantal (300+) dedicated hubs. Dit zijn op- en overslaglocaties die binnen een bedrijfseigen logistiek netwerk opereren en waar goederen vanwege efficiëntie, klanteisen of regelgeving in binnensteden worden overgeslagen op kleinere voertuigen met eventueel een tweede bezorger. Deze hubs vervullen binnen de logistieke ketens van DHL, Picnic, Albert Heijn, Ikea of Amazon een waardevolle rol. Pakkethubs en vers Business to Consumer (B2C)-locaties (met name thuisbezorging van boodschappen) zijn het grootste aandeel van de hublocaties.
Bron: BCI
Beleid bepalen
Het handboek multi-client hubs beantwoordt de vragen langs de beleidscyclus van gemeenten: [1] de inventarisatiefase (kennis opdoen), [2] de beleidsvormingsfase (rol bepalen) en [3] de realisatiefase (ondersteunen bij daadwerkelijke realisatie).
Bij elke fase biedt het handboek een aanpak. Zo geeft het handboek een eerste inzicht in de (toekomstige) ruimtebehoefte voor stadshubs, afhankelijk van de omvang van de stad en de zero-emissie zone. Ook biedt het een afwegingskader voor het al dan niet faciliteren van stadshubs, rekening houdend met de schaarse ruimte in steden.
Beperkte ruimtevraag
De vraag naar multi-client hubs hangt samen met de omvang van de gemeente en de mate van restrictief beleid, waarbij de omvang van de zero-emissie zone vanaf 2025 een grote rol gaat spelen.
Het handboek stelt dat een deel van de behoefte aan hubruimte in 2030 al is ingevuld door bestaaande hubs. De dedicated hubs hebben vaak al een uitgebreid netwerk opgezet, terwijl de multi-client hubs zich nog in een vroeg stadium van de ontwikkeling bevinden. Het huidige aanbod vult dus al een deel van de ruimtevraag in. Naast ruimte spelen ook andere criteria als bereikbaarheid (ook voor personeel) en beschikbaarheid van laadinfrastructuur een rol. Niet elke ‘schuur’ is geschikt als stadshub.
De benodigde ruimte kan dus worden ingevuld door nieuwe hubs (zowel in bestaande als in nieuw te bouwen panden), maar ook door bestaande hubs die zich al op stadsdistributie gaan richten. Zo zijn groupage-partijen (regionaal , landelijk of internationaal opererende logistieke partijen die goederenstromen bundelen) vaak ook actief in de stadslogistiek en kunnen groothandels in de bouw de rol van een bouwhub op zich nemen (ook voor circulaire stromen).
Vreemd is dat de ontwikkelingen in kosten van de hubs (huur) en transportkosten bij BCCI geen rol lijken te spelen bij de ‘economic trade off’s’ die bedrijven maken bij het ontwikkelen van hun distributienetwerk.
Stadshubs doen meer dan stadslogistiek
Het rapport kiest een vrij traditionele benadering van stadshubs met vooral opslag en overslag. Maar, een gemeenten heeft meer stadsgebonden activiteiten nodig met logistiek als ondersteunende activiteit. Denk aan servicelogistiek, bouwhubs met prefab en circulaire operaties en de opkomst van dark kitchens in food service.
De sterke groei van steden, en de energietransitie, maken intensivering urgent. Het bedrijfsleven moet met minder ruimte meer doen. Dat lukt niet met ‘business as usual’. Waarom zijn er honderden groothandelslocaties voor de bouw en horeca nodig rond de stad? Waarom delen die bedrijven hun locaties niet? Waarom delen ze al die bestelauto’s voor pakjes, bouwleveringen en servicemonteurs niet met elkaar? Zijn er opties om in de hoogte, of juist ondergronds, bedrijfsruimte te ontwikkelen?
Het nadenken over stadshubs is een onderdeel van het integrale ‘ruimte voor bedrijven’ beleid van gemeenten. Bedrijventerreinen worden ecosystemen waarin bedrijven samen nieuwe technologie, diensten en bedrijfsconcepten in de praktijk van de stad kunnen testen en verbeteren. Welke gemeente heeft die visie inmiddels klaar?
Wat kunnen gemeenten doen?
Gemeenten kunnen stadshub-initiatieven op verschillende manieren mogelijk maken en ondersteunen. Ook vanuit marktpartijen (hub exploitanten, ontvangers, logistiek dienstverleners) blijkt er behoefte te zijn aan (meer) ondersteuning vanuit overheden.
- Wet- en regelgever: Via het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kan de gemeente spelregels opstellen ten gunste van bundeling en het gebruik van hubs ook voor bijvoorbeeld circulaire stromen. Dat kan bijvoorbeeld door het geven van extra voordelen (bijvoorbeeld ruimere venstertijden) voor emissieloze voertuigen of voertuigen van een hub (zoals de regeling erkend StadsDC in Utrecht).
- Ruimtelijk facilitator: borgen van ruimte voor multi-client stadshubs in omgevingsvisie en omgevingsplan en het opnemen eisen aan uitgifte kavels voor hubs.
- Launching customer/Innovatief aanbesteder: De gemeente is naast wet- en regelgever ook een belangrijke speler in de markt. Door in haar inkoop (facilitaire goederen en retourstromen) en aanbestedingsbeleid (bij GWW, bouw, openbare ruimte, afval en circulaire stromen) in te zetten op het gebruik van hubs of duurzaamheids- en efficiëntie-eisen te stellen ontstaat er een startvolume waarmee hubexploitanten een basis krijgen voor een goede businesscase.
- Regievoering: stimuleren dat marktpartijen actief met elkaar gaan samenwerken bij het ontwikkelen van een hub, bijvoorbeeld door het creëren van een ‘coalition of the willing’.
- Subsidiegever: Het verlenen van subsidies of een opdracht kan bijdragen aan het opstarten van een hub, en het verminderen van de (eventuele) onrendabele top. Belangrijkste punt hier is dat er zicht moet zijn op een duurzaam verdienmodel, als de subsidie stopt.
Lessen en valkuilen
Het handboek geeft de vijf belangrijkste lessen en vijf belangrijkste valkuilen bij stadshubs. Een belangrijke conclusie is dat stadshubs door overheden nog te vaak als een doel op zich worden gezien. Zo redeneren staat echter het succes van hubs in de weg.
Hubs kunnen bijdragen aan het efficiënter en duurzamer maken van stadslogistiek, maar dat vereist een realistische aanpak ingebed in een bredere ruimtelijke en logistieke benadering.
Bron: Op Weg Naar ZES